WAT HEEFT ZICH BIJ JOU IN HET DUISTER ONTWIKKELD?

Half februari. De seizoenen volgen elkaar in rap tempo op. Voor mijn werkkamer staat de perenboom vol in knop, wachtend op de eerste warme zonnestralen. Hoewel het nog winter is, staan de sneeuwklokjes al bijna een maand uitbundig te bloeien. Het eerste klein hoefblad en speenkruid zijn gesignaleerd. De krokussen laten zich van hun mooiste kant zien en in de bermen staat het frisse groen van het fluitenkruid. De kleur keert terug.

Sinds een week kriebelt het ook in mij. Ik wil er op uit trekken, naar buiten gaan, me warmen aan de vroege lentezon. Twee weken geleden voelde ik die behoefte nog niet. Na november komt bij mij doorgaans alles tot stilstand. De koortsigheid van begin december maakt plaats voor de feestdagen. Vervolgens de heerlijke vrije val in rust, begin januari. Ik beweeg me dan op de tast in het duister van het nog niet weten.

Er ontwaakt iets in mij in het begin van februari. Na Maria Lichtmis voel ik de behoefte om te voorschijn te komen. Ik ga naar buiten en ontdoe me traag van mijn winterkleed. Wat dient zich aan? Ik ben nieuwsgierig, benieuwd naar de mensen die mijn pad gaan kruisen. Nu gaat alles nog traag. De lente versnelt straks het leven.  Nog een paar maanden en dan sta ik weer in het vuur van de zomer. Zo ver is het gelukkig nog niet. Ik ben benieuwd wat er daar op me wacht. Voorzichtig ga ik op weg. Benieuwd wat zich straks toont in het licht.

Hoe vergaat deze periode jou? Wat heeft zich bij jou in het donker ontwikkeld? Als je wilt, lopen we een stukje samen op. Je bent van harte welkom.

DE VROUW DIE HAAR EIGEN KRACHT NIET ZIET

Zaterdag . De regen valt gestaag. Het weerhoudt me niet. Slecht weer bestaat niet, slechte kleding wel. Ik trek ik mijn regenjas aan en stap de regen in. De herfst kleurt de bladeren. Ik geniet. De zuurstof in de lucht drogeert me bijna. De miezerregen gaat over in slagregen. Het deert me niet. Dit is mijn kracht.

Opeens ben ik terug op de Camino tussen Cacabelos en O Cebreiro. Opgelucht neem ik afscheid van mijn chagrijnige Canadese kamergenote. Ze zegt dat ze niets kan. Ze werkt al jaren voor het Canadese Openbaar Ministerie. Nu leert ze voor rechter. Als ze straks terugkomt, beginnen de examens. Ze zal zakken. Ze kan het niet. Dat geldt ook voor de Camino. Santiago is een onhaalbaar doel. Ze kan het lichamelijk niet aan. Ik erger me aan haar, maar houd me in.
Onderweg geniet ik van de regen. Mijn lichaam overbrugt bijna moeiteloos het hoogteverschil van 800 meter. Mijn Canadese kwelgeest lijkt aan me vastgeplakt. Ze loopt me telkens voorbij als ik rust. Dan beklaagt ze zich dat ze mij niet bij kan houden. Als ik haar inhaal, zegt ze steeds, dat ze het einddoel vandaag niet haalt. Het pad is smal en glad. In O Cebreiro installeer ik me na een lange, natte dag in de herberg. Ik douche en ga daarna naar het restaurant van het naastgelegen hotel.
Als ik net aan tafel zit, stapt de Canadese binnen. ‘Als je geen bed voor me hebt, eindigt mijn Camino hier, zegt ze tegen de receptionist. Dan ontwaart ze mij. ‘Jij bent zoveel sterker’, zegt ze. En opeens weet ik wat me zo stoort aan haar. Hier staat mijn Alter Ego in slechte dagen. De vrouw die haar eigen kracht niet ziet, de vrouw die ik zo goed ken als mezelf.

KOM VANAVOND MET VERHALEN

​De eerste week van september. Het weer is omgeslagen. Een zuidwesten wind voert onstabiele lucht aan. De voorbode van herfst, die onherroepelijk volgt.

Onwillekeurig denk ik terug aan de dag precies tien jaar geleden. Halverwege mijn tocht stapte ik samen met een Vlaming. We waren elkaar onder Limoges tegen het lijf gelopen en trokken samen op. We vertelden elkaar wonderlijke verhalen over onze levens in de derde persoon enkelvoud. Zo veranderden we onze wereld in een sprookjesland en kon onze geschiedenis lucht en licht krijgen. Aan de stroom van verhalen kwam geen einde.

Toen de Vlaming een paar weken later uit beeld verdween, bleef ik achter met de zekerheid van de verhalen. Slechte verhalen bestaan niet. Alle verhalen zijn het waard verteld te worden. We hebben allemaal een verhaal. Elk verhaal verdient een luisterend oor, hoe gruwelijk het soms ook is. Als een verhaal woorden krijgt, ontstaat iets nieuws. Ik nodig je uit. Het vertelseizoen is geopend.

COMPOST COMPOSTELA

Ik ben een week alleen thuis. Het is midden in de schoolvakanties en stil op straat. Ik bezoek het maandelijkse Café Saint Jacques, een ontmoetingsplek voor potentiële pelgrims, ex-Santiagogangers en Santiago recidivisten. Wat drijft ons?

Ik lees het prachtige boek van Edith Eva Eger – De Keuze. Ik bekijk de geweldige documentaire ‘The biggest little farm’. En dan valt  het kwartje.
Opeens treft mij de overeenkomst tussen voedingsrijke compost en de weg naar Compostela.
Het gaat niet om wat me overkomt, maar om wat ik er mee doe. Als mijn bodem niet ontvankelijk is en me beperk tot slechts één gewas ben ik meer dan kwetsbaar, Dan conformeer ik me aan de huidige ideeën over monocultuur, efficiëntie, groei, winstoptimalisatie en kostenreductie. Het lijkt logisch, maar in feite pleeg ik roofbouw. Ik sluit namelijk het gezonde ritme en de natuurlijke samenhang uit. Dan ben ik bezig met het bestrijden van tegenslagen en put zo mijn bodem uit, spoel haar weg met mijn venijn.
Als ik er voor kies om de samenhang te herstellen en de plagen als leermeesters te verwelkomen, te onderzoeken wat er nodig is om het evenwicht te herstellen en waar ik kan ingrijpen om het totale proces te ondersteunen, worden de plagen mijn extra ogen.  Dan gebruik ik het omgezette oude als compost voor het nieuwe. Geen enkele les is dan voor niets geweest. Daarom ga ik telkens weer op weg, met de ervaringen van hiervoor in mijn rugzak. Compost – Compostela, what’s in a name?